Van maandag 23 op dinsdag 24 februari heb ik weer een nachtje in het ziekenhuis gelegen. Er is weer 8,5 liter vocht uit mijn buik afgetapt. Dat lucht wel op, maar kost ook energie. Mijn conditie blijft stabiel slecht. Ik kan gelukkig nog wel de trap op en af. Maar het is ongelooflijk hoeveel energie het kost om een bruine boterham met pindakaas naar binnen te werken of om te douchen. Ik raak er maar niet
aan gewend zo afhankelijk te zijn van de mensen om mij heen. Ze doen het allemaal graag, dat is het punt niet, hetgaat om het gevoel van afhankelijkheid. Vandaag heeft Mindert een huzarenstuk geleverd door Internet weer aan de praat te krijgen. Dit tot grote opluchting van baboesjka, die 2 dagen chagrijnig rond liep omdat ze radio Echo van Moskou en het telefonisch contact met haar vriendinnen in Sint Petersburg moest missen.

Lija’s nieuwe studeerkamer is nu volledig opgeleverd. Ze moet alleen nog een nieuw bed kopen. Lija studeert, studeert en studeert. Gelukkig kan ze de boog ook af en toe ontspannen, zoals vorige week, toen zij met een vriendin naar het carnaval is geweest. Ze zag er in haar verkleedkleren heelappetijtelijk uit, niet dan? Ze is niet in haar billen geknepen, zoals mijn zus twintig jaar geleden op dezelfde plek wel overkwam. Een verandering van de mores??
Esther had deze week vakantie. Ze heeft ‘De Avonden’ van Gerard Reve gelezen. SAAI en SLEUR luidde haar oordeel. Ik ben blij dat zij haar leven blijkbaar als een stuk enerverender beleeft dan Frits. Maar het taalgebruik van Reve sprak haar wel aan.
Het is fijn dat baboesjka en djedoeska – mijn schoonouders – er zijn. Ze sloven zich vooral uit in de keuken door taarten te bakken, salades te maken en soepen te bereiden. Dit tot groot genoegen van de gasten – waaronder niet in de laatste plaats de huisarts – die graag meesnoepen. Ze ontlasten Jeanne van een aantal taken en vormen ook een praatpaal voor haar. Natuurlijk is het wel drukker in huis, maar voorlopig kan ik dat goed hebben.
Vorige week zondag was er een huiskamerconcert door de Klezles uit Den Haag. Met z’n zessen zetten zij een voor mij onvergetelijk programma neer. Zonder bastuba klinkt hun muziek toch ook aardig. De buren hebben dat bevestigd. Ik ben zeer verguld met zulke muzikale vrienden.
Er komen veel mensen langs om afscheid te nemen. Ik vind het fijn dat ik die
gelegenheid heb. Het blijft wezenloos me in te beelden dat ik er straks niet meer ben en die anderen nog wel. Toch zijn de gesprekken heel prettig. We halen wat herinneringen op en kijken ook wat vooruit. Bij het afscheid vloeien er wel vaak tranen. “Tot ziens” is niet van toepassing.
We zijn ook bezig met de begrafenis. Ik wil vanuit de Grote Kerk in Overschie begraven worden. Niet alleen omdat de ruimte en sfeer van het gebouw me aanspreken, maar ook omdat het God’s huis is. De gang, die ik nu aan het einde van mijn leven moet maken, vind ik doodeng. Ik zoek naar houvast, troost en verzoening met mijn lot. Ik ben blij dat de dominee van de Grote Kerk mij daarbij helpt. Ik ben sinds mijn studententijd niet meer ‘kerks’ geweest. In mijn jonge jaren ben ik actief geweest in zondagsschool en catechisatie , heb de wereldwinkel mee opgezet vanuit de kerk en speelde enthousiast mijn partijtje mee in de oecumenische jongerenbeweging ter plaatste. De instituties bleken echter niet zo flexibel in het verlaten van oude vormen en gedachten. De vroede kerkvaderen ter plaatste hadden zo hun eigen belangen, Daar ben ik behoorlijk op afgeknapt. Een en ander neemt natuurlijk niet weg dat ik van huis uit christelijke waarden heb meegekregen. Belangrijk daarbij is mijn gevoel voor rechtvaardigheid en het geloof in de goedheid van mensen. In de anti-imperialistische solidartiteitsbeweging, in de politiek, in de patiëntenbeweging, in de vakbond en in de medezeggenschap heb ik me door die waarden laten leiden. Ik ben ook gedoopt. Van mijn kant heb ik me aan dat verbond met God nooit zo veel gelegen laten liggen. Het waren immers mijn ouders die tot dopen hadden besloten. De opmerking van de dominee dat God van Zijn kant zich wel gecommitteerd acht aan de doopgelofte, heeft bij mij de nodige schroom weggenomen om mijn relatie tot God te verkennen. Ik heb mijn Bijbel van de zondagsschool weer opgezocht. Daarin stond de psalm, die bij de begrafenis van mijn vader in 1971 leidraad is geweest,omcirkeld. De tekst van die psalm (121 voor de ingewijden) spreekt mij niet zo aan. Zo’n rotstvast vertrouwen in God als mijn vader blijkbaar had, heb ik niet. Maar ik hoop in de gesprekken met de dominee en met mijn vele gasten wel handreikingen te krijgen, die mij helpen me te verzoenen met mijn lot. Ik wil niet met kwaad gemoed de dood in stappen. De vele kaarten en reacties op mijn blog van familie, vrienden en collega’s zijn een grote steun om met mezelf in het reine te komen.